Gewone veldbies

Gewone veldbies
Luzula campestris
Russenfamilie
---------------------------------------------------------------
De gewone veldbies is de vroegst bloeiende grasachtige. Een echte voorjaarsbode. Opvallend door zijn heldergele helmknoppen in de bruine bloemen. De overblijvende planten staan in groepjes bijeen en zijn door korte ondergrondse wortelstokken met elkaar verbonden. De plantjes maken tussen het gras waarin veldbies veelal voorkomt een grijze indruk en zijn het gehele jaar te zien.

In eerste instantie denk je met gewoon gras te maken te hebben. Toch is het is zeker de moeite waard om dit van een afstand onooglijk ‘grasje’ eens nader te bekijken. Dan zie je dat de stervormige bloemen bestaan uit spitse bloembladen met een doorzichtige rand met in het midden het vruchtbeginsel. Hierop staat de stamper met drie in elkaar gedraaide stempels en daarom heen 6 meeldraden met heldergele helmknoppen. Opvallend is dat de helmknoppen twee keer zo lang zijn dan de helmdraden. Bloemen van echte grassen zijn heel anders opgebouwd.
Voor de bestuiving heeft de plant geen insecten nodig, daar zorgt de wind voor. Mieren zijn dol op de witte aanhangsels van de zaden, de zogenaamde mierenbroodjes, en zorgen mede voor de verspreiding.

In de omgeving van Breda komen we drie soorten tegen van het geslacht veldbies: gewone veldbies, ruige veldbies en veelbloemige veldbies. De laatstgenoemde vormt duidelijk een pol en bloeit ook later. Ruige veldbies komt voor in vochtige loofbossen, zoals het Liesbos en het Ulvenhoutse Bos.
De gewone veldbies is zeer algemeen en kan op allerlei plaatsen worden aangetroffen waar het voedselarm en droog is zoals schrale bermen, onbemeste grasveldjes en begraafplaatsen. Begeleiders zijn liefhebbers van schrale grond zoals gewoon biggenkruid, rood zwenkgras, akkerhoornbloem, gewoon struisgras en reukgras. Kortom: tref je gewone veldbies aan dan heb je te maken met droge, schrale, zure grond.

De geslachtsnaam ‘Luzula’ betekent ‘glanzend’ en verwijst waarschijnlijk naar de glanzende bloemen. De soortaanduiding ‘campestris’ is gelijk aan de Nederlandse naam en betekent ‘veld’. Het woord ‘bies’ is waarschijnlijk door de Germanen ontleend aan de oorspronkelijke inwoners alhier. Het woord heeft altijd min of meer dezelfde betekenis gehad.

Bloem Bloemhoofdjes (5-10) zijn gesteeld  en in vruchtfase gebogen. Ze bestaan uit meer dan tien bloemen. Bloemen zijn kastanjebruin en stervormig. Doorsnede drie tot vier mm. Zie foto 2 en 3.
Hoogte 0,20- 0,40 m.
Bloeitijd Maart- mei.
Blad Grasachtig met langs de rand witte haren.
Stengel De stengels rolrond, gevuld en bebladerd.
Vruchten Doosvrucht met daarin drie zaden. De zaden zijn, zonder de aanhangende mierenbroodjes, nagenoeg rond. Zie foto 3.
Overig Vaste plant met korte of geen wortelstokken. Sterk zodenvormend.
Standplaats Veel voorkomend op droge tot matig vochtige, zure grond in schrale graslanden en bermen.
In Breda Op de droge bermen langs wegen en singels, op schrale gazons en begraafplaatsen.
Vergelijk Straatgras (Poa annua). Straatgras heeft geen haren op de bladeren en geen donkerbruine bloemen met gele meeldraden.
Veelbloemige veldbies (Luzula multiflora). Deze groeit in pollen, bloeit later, voorkeur voor meer vochtige grond.

 

Een samenwerking van IVN Mark&Donge en KNNV Breda