Fluitenkruid

Fluitenkruid       
Anthriscus sylvestris
Schermbloemenfamilie
---------------------------------------------------------------

Fluitenkruid is in Nederland de meest voorkomende plant van de schermbloemenfamilie. De plant bloeit in de tweede helft van de lente en kondigt zo de naderende zomer aan.
De bloemen zijn klein maar trekken de aandacht doordat ze in een samengesteld scherm gegroepeerd zijn. Een aantal bloempjes waarvan de steeltjes aan één punt ontspringen, vormt een schermpje. De stelen van een aantal schermpjes ontspringen ook weer aan één punt. Acht tot vijftien schermpjes vormen zo  samen het scherm. Vanwege de fijne vorm van de bloemen en de stralend witte kleur noemde  Jac. P. Thijsse het fluitenkruid ‘het Hollandse kant’.

Alle leden van de schermbloemenfamilie zijn rijk aan nectar en worden daarom door drommen insecten bezocht, vooral door vliegen, kevers en solitair levende bijen zoals zandbijtjes. Fluitenkruid is de voedselplant van de zweefvlieg kervelgitje (Cheilosia pagana). De larve leeft in de stengelbasis, overwintert in de penwortel en verpopt zich in het voorjaar. Vanaf mei kunnen we dan de volwassen zweefvlieg op de plant aantreffen.
Oorspronkelijk is fluitenkruid een bosbewoner zoals valt af te leiden uit de soortaanduiding ‘sylvestris’ wat ‘tot het bos behorend’ betekent. Later heeft het zich aan andere omstandigheden aangepast.

De geslachtsnaam ‘Anthriscus’ komt van het Griekse ‘antherix’, dat halm of holle stengel betekent, vanwege de holle stengel die veel soorten van dit geslacht bezitten.
De Nederlandse naam dankt fluitenkruid aan de holle stengel waar kinderen fluitjes van maakten of misschien nog maken. Vanaf juni zijn de stengels daarvoor geschikt. Een insnijding maken in de lengte van de stengel en dan maar blazen. Met enige oefening komt er  geluid uit. Als volksnamen zijn 'toeters' en 'toeterloof' bekend, wat ook verwijst naar het maken van fluitjes. In Ulvenhout zegt men 'fluitjesplant'. Uit Breda is 'puistenbloemen' bekend als naam en verwijst dan waarschijnlijk naar medicinaal gebruik.

Bloem Klein, wit, bloeiwijze een samengesteld scherm. Zie foto 3.
Hoogte 0,60 – 1,50 m.
Bloeitijd Mei-juni.
Blad Twee- tot drievoudig geveerd, in de onderste bladeren vormen zich na de bloei okselknoppen die in het voorjaar wortel schieten. Zie foto 2.
Stengel Hol, met overlangse ribben.
Vruchten Langwerpig-eironde tweedelige vruchten met een ‘snaveltje’.
Overig Overblijvende plant. Penwortel.
Standplaats Voedselrijke, vochtdoorlatende grond.
In Breda Langs de singels.
Vergelijk Lijkt op dolle kervel (Chaerophyllum temulum), maar die heeft geen holle stengel.

 

Een samenwerking van IVN Mark&Donge en KNNV Breda